donderdag 1 december 2011

Het pokerspel van de centrale banken (deel 1 + 2, updated)

Zo'n twee jaar geleden heb ik een artikel geschreven over het geldsysteem. Het bestond uit twee delen: het pokerspel van de centrale banken, deel 1 en deel 2. Hierin gebruikte ik een pokerspel als metafoor voor het huidige monetaire systeem. De laatste tijd is deze materie natuurlijk actueler dan ooit. Ik merk dan ook dat die oude stukjes nu weer veel gelezen worden. Daarom heb ik besloten om de twee delen samen te voegen, een klein beetje aan te passen, en het hier nog eens onder de aandacht te brengen.



 In het systeem van de centrale banken zit een gemene valkuil die maar bij weinig mensen bekend is. Zelfs vrienden die economie gestudeerd hebben, weten er vaak niet van. Het wordt dan ook uit de opleiding gehouden. Dat heeft een reden.

De crux is dit:

Geld is in principe een heel handige en nuttige uitvinding. Het zorgt ervoor dat de verschillende vaardigheden en inspanningen (vaardigheid + inspanning = arbeid) van mensen uitwisselbaar worden. Zet tegenover een inspanning een universeel ruilmiddel, en iedereen kan zijn eigen inspanning ruilen tegen de inspanning van een ander, en iedereen kan zelf kiezen welke inspanning hij wil ruilen tegen de zijne. Geld zou, in die zin, dus keuze en vrijheid moeten brengen.

De centrale banken hebben het monopolie op het in omloop brengen van geld. Dat monopolie hebben ze al heel lang (de Amerikaanse Federal Reserve (centrale bank) bijv. vanaf 1913), en dus is elke dollar en elke euro die er bestaat, ooit in omloop gebracht door die centrale banken.

Nou brengen die centrale banken dat geld niet zomaar in omloop, maar ze lenen het uit. Ze creëren het uit niets (ze drukken het gewoon, of wijzigen een getal in een computer) en er staat dus geen enkele inspanning tegenover, maar het moet desondanks worden terugbetaald. EN (!) er moet rente over betaald worden.

Daarmee BESTAAT iedere dollar of euro die er in omloop is dus uit SCHULD. Met het toenemen van de hoeveelheid geld in omloop, neemt dus ook de (collectieve) schuld toe. Bovendien (omdat de centrale bank rente vraagt) is die schuld altijd groter dan de totale hoeveelheid geld die in omloop is. Dit is in feite een piramidespel. Hoe langer het spel duurt, hoe groter de schuld wordt, vanwege de rente die nou eenmaal per jaar gevraagd wordt. Omdat de schuld alsmaar groeit, neemt de afhankelijkheid van de wereld aan de banken steeds verder toe.

Het werkt hetzelfde met iedere centrale bank. Dus de Federal Reserve, of de Europese Centrale bank, het maakt niet uit. Wel maakt het duidelijk waarom we de euro per se moesten krijgen. Het is nou eenmaal makkelijker om de macht die dit systeem genereert, te centraliseren, dan de controle te houden over een groot aantal verschillende nationale centrale banken (zoals De Nederlandse Bank in de tijd van de gulden, de Deutsche Bank in de tijd van de Mark etc.).

Zie het zo:

Jij (de centrale bank) nodigt op een avond 5 mensen uit om te komen pokeren. Er wordt gespeeld om fiches die jij gemaakt hebt. Je speelt zelf niet mee.

Je LEENT iedere speler 10 fiches, in totaal dus 50, die je aan het eind van het spel terug moet hebben. En je vraagt 10% rente. Je moet aan het eind van het spel dus 55 fiches terugkrijgen……

Het spel begint. De één wint wat, de ander verliest wat. Degene die wint, mag zijn winst behouden, zolang hij zijn schuld (11 fiches) maar terugbetaalt aan het eind van het spel. Dat houdt dus in dat een ander (die verloren heeft) zijn schuld niet kan aflossen. Als je één hele goeie speler hebt, die alles wint, dan is hij de enige die aan het eind van het spel de fiches kan terugbetalen.

Jij blijft de eigenaar van de 50 fiches + de rente. In totaal dus 55 fiches. Meer dus dan er überhaupt bestaan.

Vier van de vijf spelers kunnen dus niet betalen. Maar jij laat ze niet gaan voordat ze hun schuld ingelost hebben.

Je kunt 2 dingen doen:

Je maakt meer fiches die je uitleent (ook weer met rente) aan de verliezers, waarmee ze de kans krijgen om verder te spelen en hun verlies terug te winnen. Zo komen er meer fiches in het spel, en ontstaat er dus ook meer schuld. Schuld waarvan jij weet dat die nooit kan worden terugbetaald.

Je kunt het spel net zolang laten duren als jij wilt. Hoe langer het spel duurt, hoe groter de schuld en hoe feller de spelers zullen proberen de fiches van elkaar terug te winnen om daarmee het hoofd boven water houden. Vals spel ontstaat dan vanzelf.

En dan komt mogelijkheid 2: je maakt geen nieuwe fiches (krediet) meer en eist je fiches en de rente terug. Je weet dat dit onmogelijk is. Er ontstaat dus een crisis (kredietcrisis). Dus je zegt tegen de spelers dat ze het op een andere manier moeten betalen. Je laat ze je huis poetsen, je muren schilderen, de afwas doen etc. Je hebt nu slaven in plaats van spelers.

Zo zie je ook meteen waarom men wil dat de rijkdom bij een zo klein mogelijke groep terecht komt. Als alle spelers quitte zouden spelen, dan zou iedere speler aan het eind van het spel nog steeds 10 fiches hebben en dan bestaat de schuld van iedere speler slechts uit de rente (1 fiche) en dan zouden ze met een klein karweitje klaar zijn. Maar als één speler alles wint, is hij de enige die niet hoeft te werken. De andere 4 spelers hebben dan een grote schuld en daarover heb je dus een grote macht om ze te laten doen wat jij wil.

Je geeft één van de spelers de taak om te controleren of iedereen voldoende werkt en zijn schuld aflost. Je geeft hem daarvoor 1 fiche. Je hebt dan politie.

Je geeft een ander een fiche om hem tegen de spelers te laten zeggen dat fiches waarde hebben. Je hebt dan media.

Je geeft de speler die zich opwerpt als woordvoerder van de andere spelers een fiche om hem te laten doen wat jij wil. Je hebt dan politiek.

Je hebt gemerkt dat je een gouden formule in handen hebt. Maar je hebt maar vier spelers die voor jou werken. En als het met vier kan, waarom dan niet met veel meer? Nu doen ze de afwas en poetsen ze je huis, maar als je veel meer spelers voor je zou kunnen laten werken, dan zouden ze een heel huis voor je kunnen bouwen. Of een paleis! En nog veel meer!

Dus, je verzint een plan.

Je laat meer mensen meespelen. Je laat via je media zien wat een leven vol glamour de winnaars leven. Zo krijg je nog meer spelers. Iedereen wil wel zo’n leven. Mensen staan in de rij om mee te doen.

Je zorgt ervoor dat de je de winnaars bang maakt dat hun fiches gestolen zullen worden. Je geeft de oplossing door ze aan te moedigen hun fiches in bewaring te geven. In bewaring bij bewaarders die jij aanstelt. Dat is lekker veilig.

Vervolgens geef je die bewaarders de mogelijkheid om de in bewaring gegeven fiches uit te lenen aan nieuwe spelers, of aan spelers die hun fiches verloren hebben. Je laat ze zelfs tien keer zoveel fiches uitlenen dan ze in bewaring hebben. Fiches die jij dan maakt, en aan de bewaarders uitleent tegen een lage rente. De bewaarders lenen ze dan weer uit aan de spelers tegen een hogere rente, en zo verdienen die bewaarders ook wat.

Steeds grotere groepen mensen gaan deelnemen aan het spel. Tot zowat iedereen meedoet. En omdat alleen de winnaars aan hun verplichtingen kunnen voldoen, wordt de groep die dat niet kan steeds groter. Die groep moet dan weer naar de bewaarders om nieuwe fiches te lenen, om zo aan het spel te kunnen blijven deelnemen, in de hoop hun verloren fiches terug te winnen.

Nu is ongeveer tweederde van de spelers zoveel tijd kwijt met het genereren van fiches om de schuld te voldoen, dat ze nauwelijks tijd meer hebben om een boterham te verdienen en op te eten.

Je bent nu al aardig op weg, maar het doel is om bijna iedereen voor jou te laten werken. Tijd voor de beslissende zet dus.

Je moedigt de bewaarders aan om zelf te gaan spelen. Je spiegelt ze voor dat ze, als ze met de bewaarde fiches gaan spelen, veel rijker kunnen worden dan met alleen de rente die ze krijgen. Je moedigt ze aan om grote risico’s te nemen door ze grote winsten in het vooruitzicht te stellen.

Maar wat er met de spelers gebeurde, gebeurt er nu ook met de bewaarders. Vier van de vijf bewaarders verliezen, en één wint. Stuk voor stuk kunnen de verliezende bewaarders niet meer aan de verplichtingen voldoen, en de spelers die hun fiches daar in bewaring gaven, dreigen naar die fiches te kunnen fluiten.

Je roept vervolgens dat dit het hele spel in gevaar brengt, en vraagt van alle spelers een bijdrage om de bewaarders in nood te redden. Anders raken heel veel winnaars hun gewonnen fiches kwijt. Iedereen, dus ook de verliezers die al schuld hebben, moet een aantal fiches afstaan om de wankele bewaarders, en daarmee het spel, te redden.

Je blijft de bewaarders aanmoedigen om zelf te spelen en risico’s te nemen. Zo kun je dit een paar keer herhalen totdat vrijwel alle fiches bij één bewaarder terecht komen. En steeds haal je fiches uit het spel door de spelers te laten betalen om de omvallende bewaarders te ‘redden’. Tenslotte laat je de verliezende bewaarders alsnog omvallen. Vier van de vijf winnaars (die hun fiches bij de omgevallen bewaarders in bewaring hadden) zijn hun fiches kwijt.

Als er dan nog maar een paar winnaars zijn die meer fiches hebben dan ze schuldig zijn, wordt het tijd voor de volgende stap.

Je roept die winnaars bij elkaar voor overleg. Je legt ze uit dat het spel leuk en aardig is, en dat ze er veel aan te danken hebben, maar dat het veel leuker is als alle verliezers voor je werken. Dat je nooit meer hoeft te spelen, en dat de verliezers alles voor je maken wat je maar wil. Villa’s, jachten, limousines, sportwagens, wat je maar wil. En jij, als winner, hoeft nooit meer iets te doen. Daar hebben de winnaars wel oren naar. Je noemt de winnaars: de elite.

Nu het einddoel in zicht is, wordt het tijd om het spel te stoppen. De spelers die niet tot de elite behoren zijn vrijwel fulltime bezig met het terugwinnen van hun schulden, en voor veel spelers wordt het onmogelijk om voor de meest primaire levensbehoeften zoals eten en onderdak te zorgen. Zeker nadat ze ook nog verplicht waren om fiches af te staan om de bewaarders te redden.

De enige overgebleven bewaarder en de elite bezitten nu vrijwel alle fiches. Je laat die bewaarder geen nieuwe fiches meer uitlenen. Zo krijgen de verliezers geen kans meer om terug te winnen. Er ontstaat een enorme wereldwijde crisis.

Het is tijd om de stekker uit het spel te trekken. Je roept dat het spel uit de hand gelopen is, dat de honger en armoede mensonwaardig is, en dat maatregelen noodzakelijk zijn. Je roept dat het anders moet. In het belang van de mensheid.

Van de ene dag op de andere zeg je dat er met de fiches niet meer gespeeld kan worden. Ze zijn niets meer waard. Uiteraard moet alle schuld nog wel worden afgelost. En dat kan alleen door te werken. Dus niet meer door te spelen.

Iedereen die schuld blijkt te hebben (en dat is bijna iedereen omdat hele landen fiches geleend hebben om het spel te kunnen spelen) moet werken om zijn schuld in te lossen. Iedereen op de door jou aangewezen elite na.

En met dat werken gaat iedereen punten verdienen, in plaats van fiches. Waar vroeger mensen fiches konden verkrijgen door slim spel of geluk, kunnen ze nu alleen nog maar punten verdienen met werken. Punten waarmee ze hun schuld kunnen aflossen en waarvan ze brood kunnen kopen.

Omdat de schuld groter is dan ze ooit kunnen aflossen, neem je ze vrijwel alle punten weer af in de vorm van aflossing en rente. Je laat ze precies zoveel houden dat ze net wat te eten kunnen kopen. Bovendien neem je ze extra punten af als ze niet hard genoeg werken of als ze zich niet precies zo gedragen als jij wil. Zo voorkom je ongewenst gedrag en opstandigheid.

Nou is je plan rond, en kun je samen met je elitevrienden gaan genieten van al het werk dat alle oud-spelers voor jou doen. Van alle mooie dingen die ze voor je maken. En zijn ze lastig, of overbodig, dan neem je ze hun punten af en dan gaan ze dood. Zo hou je vanzelf die werkers over waar je wel iets aan hebt.

donderdag 10 november 2011

Schuld

Momenteel draait alles om schuld. De hele wereld heeft haar aandacht erop gericht. En dat is precies de bedoeling.

Tegenover schuld staat onderpand. Onderpand beschermt de financier tegen een lener die niet terugbetaalt. Als die lener niet terugbetaalt, vervalt het onderpand aan de financier. Wanneer de financier liever het onderpand heeft dan de aflossing, dan hoeft hij er alleen maar voor te zorgen dat de lener de lening niet kan terugbetalen.

Al het geld dat er bestaat, is geboren als lening. Alles dat ervan gekocht is, is dus onderpand. Aangezien al het geld geboren is als lening, en er over die lening rente betaald moet worden, is er altijd meer schuld dan onderpand. Dat houdt dus is dat het nooit mogelijk is dat alle leningen worden terugbetaald.

Deze situatie kan alleen blijven bestaan als de wereld aan haar verplichtingen kan blijven voldoen, en dat kan alleen als er steeds nieuw geld in de vorm van nieuwe leningen in omloop gebracht wordt. De situatie kan dus alleen blijven bestaan als de financiers die situatie bewust in stand houden door steeds nieuw geld uit te lenen. Geld dat ze uit het niets maken.

Van al dat nieuwe geld wordt weer arbeid betaald, en die arbeid levert dingen op, en die dingen zijn weer nieuw onderpand. En al dat onderpand bij elkaar vertegenwoordigt altijd minder (geld)waarde dan alle uitstaande leningen bij elkaar. Vanwege de rente.

Zo was de situatie tot op dit moment.

Op het moment dat de financiers besluiten dat er met menselijke arbeid een materiële wereld gebouwd is waarover ze tevreden zijn, dan hoeven ze maar één ding te doen: stoppen met nieuw geld in omloop brengen. Dan wordt het voor de wereld onmogelijk om de schulden terug te betalen, en dan vervalt al het onderpand, en dus alles dat mensen ooit gemaakt hebben, aan de financiers. Het is werkelijk het enige dat die financiers hoeven te doen om eigenaar te worden van de wereld.

Alle bezit, dus alle huizen, alle bedrijven en alle goederen vervallen dan aan de financiers. Maar ook al het tegoed, al het spaargeld dus, wordt eigendom van de financiers. Anders gezegd: alle in het verleden verrichte arbeid, wordt eigendom van de financiers. Financiers die aan die arbeid zelf geen enkele bijdrage geleverd hebben.

En aangezien iedereen gebruik moet maken van al die huizen, die bedrijven en die goederen, en omdat iedereen tevens ontdaan is van zijn tegoed, worden de financiers ook eigenaar van alle toekomstige arbeid. De enige mogelijkheid om toegang te krijgen tot die producten en voorzieningen waarvoor we zelf gewerkt hebben, is dan werken voor de eigenaren ervan: de financiers.

Dat houdt dus in dat de financiers de enige overgebleven werkgever zullen zijn. Alle bedrijven zijn dan immers hun eigendom. Zij zullen de enigen zijn met bezit. De rest van de mensheid kan alleen toegang krijgen tot dat bezit (voedsel, energie, huisvesting, kleding, etc.) door zich naar de zin van die enige werkgever te gedragen. Dat wil zeggen: zo hard werken als de werkgever wenst, en niet lastig zijn.

In die situatie zal er geen sprake meer zijn van welke schuld dan ook. Die schuld is dan afgelost door het confisqueren van alle onderpand. Schuld kan dan niet meer bestaan, simpelweg omdat alle bezit in dezelfde handen is. Bovendien: schuld als machtsmiddel is dan overbodig. Iedereen moet dan immers toch precies doen wat de eigenaren willen. En de mogelijkheid om anderen te laten doen van jij wil, is macht. Verdere middelen zijn dan dus overbodig.

Het enige dat ervoor nodig is om dit scenario werkelijkheid te laten worden, is ons geloof in de legitimiteit van de schulden. En het bevestigen van dat geloof, is precies wat er op dit moment gaande is. Het hele toneelstuk dat momenteel wordt opgevoerd, heeft die bedoeling: ons te laten geloven dat er werkelijk sprake is van schuld. En dat er, door zogenaamde 'maatregelen' een mogelijkheid zou bestaan om die schulden terug te dringen.

Om ons geloof in de schuld kracht bij te zetten, worden er landen aangewezen die 'schuldig' zijn aan de schuld. Het is voor mensen altijd aantrekkelijk om een ander de 'schuld' te geven, en die mogelijkheid wordt dan ook met beide handen aangepakt. Er wordt echter vergeten dat daarmee het bestaan van die schuld door onszelf bevestigd wordt.

Omdat al onze arbeid gewaardeerd wordt in geld, en iedere euro die we verdienen weer bestaat uit schuld, werken we ons letterlijk steeds dieper de schuld in. Fictieve schuld, waarvan men ons wil laten geloven dat het echte schuld is. Iedere maatregel om ons harder te laten werken, en ons een groter deel van de opbrengst van die arbeid af te laten staan om de 'economie te redden', is een keiharde leugen. Het is rekenkundig onmogelijk om zo de (nep)schuld te verminderen. Het KAN simpelweg niet worden terugbetaald omdat het geld waarmee dat zou moeten gebeuren, ook weer uit schuld bestaat. En zo groeit de schuld, en dus de crisis, onvermijdelijk.

Binnenkort zal die 'crisis' zodanige vormen aannemen, dat er een 'oplossing' zal worden aangedragen. Die oplossing zal inhouden dat er een nieuw systeem zal worden voorgesteld waarbinnen alle schulden ophouden te bestaan. Voordat we deze oplossing juichend aanvaarden, moeten we ons realiseren dat daar tegenover zal staan dat we dan volledig eigendom zullen worden van de financiers.

Het enige dat we kunnen doen om dit scenario niet tot realiteit te laten komen, is beseffen dat het om nepschuld gaat. Om kunstmatig gecreëerde schuld. Schuld die bewust gecreëerd is via een systeem dat ontworpen is om dit scenario tot stand te brengen.

Het enige dat we kunnen doen, is die schuld niet langer erkennen. Door te onderkennen dat we in een systeem geloofd hebben dat uit oplichting bleek te bestaan. Door het verlies te nemen, en te stoppen met pogen elkaar de laatste restjes geld afhandig te maken. Dat kan alleen door ons geloof in (en onze gehechtheid aan) het criminele huidige geldsysteem op te zeggen.

Alleen dan kunnen we gebruik blijven maken van alle dingen die we zelf gemaakt hebben. Alleen dan kunnen wij zelf genieten van de opbrengsten van onze eigen arbeid. Het is de enige manier om te voorkomen dat we vervallen tot slaven.

donderdag 20 oktober 2011

Protest!

Stel: ik sta samen met een clubje vrienden aan het roer van het monetair/financiële systeem. Dat systeem heeft mij en mijn vrienden al heel lang uitstekend gediend en heeft me enorm veel macht en rijkdom verschaft. Maar wij zouden onszelf niet zijn als we niet meer zouden willen. Samen met mijn vrienden denk ik er daarom over na hoe we onze invloed kunnen aanwenden om nog meer macht en rijkdom te genereren. Mijn plan zou er dan zo uit kunnen zien:

De situatie is deze: we willen meer controle over de wereld en dus meer macht over die wereld. De mogelijkheden van het bestaande monetair/financiële systeem als machtsmiddel lopen op hun einde. Ze zijn uitgemolken. Als we verder willen dan moet het systeem radicaal anders. Er moet een systeem komen dat ons veel meer controle, en dus meer macht geeft. Zo'n systeem is tegenwoordig door de beschikbaarheid van alle nieuwe technologie heel goed mogelijk. Maar zo'n systeem zal niet zonder meer geaccepteerd worden. Wat gaan we doen?

Mensen zijn nogal gehecht aan het bestaande systeem. Dat hebben we zelf zo geregeld door iedereen gedurende vele jaren te vertellen dat het systeem goed is, en dat het welvaart brengt. Maar die gehechtheid staat ons nu in de weg. We kunnen het systeem daarom niet zomaar vervangen. Bovendien, we kunnen niet openlijk zeggen dat we een nieuw systeem willen dat ons alle macht geeft, en dat dus het volk nog machtelozer maakt dan het al is. Daarin zullen mensen niet meegaan.

Het nieuwe systeem kan alleen werken als mensen erin geloven en er daarom in mee willen gaan. Onze macht bestaat immers nergens anders uit dan uit de gehoorzaamheid en meegaandheid van de massa. En die massa zal alleen meewerken aan het nieuwe systeem als ze daarin gelooft. Daarvoor moeten we dus een strategie hebben.

Dus: eerst moet die gehechtheid aan het bestaande systeem vervallen. Op zich is dat niet moeilijk. Wij staan immers aan het roer van het systeem, dus wij kunnen de boel gewoon laten vastlopen, als we dat willen. Maar wij willen de schuld niet krijgen. Want dan zal het volk ons niet de gelegenheid geven om het nieuwe systeem te implementeren. Het moet dus anders.

Wat we doen is dit: we onttrekken geld aan het systeem. Dat leidt tot armoede en ellende. In onze media geven we banken en landen (die van ons zijn, maar het publiek beseft dat niet) de schuld van die armoede. Ondertussen roepen we steeds dat we er alles aan doen om de problemen op te lossen. We laten het zo ver oplopen dat er onvrede ontstaat. En die onvrede leidt tot protesten en zelfs tot opstanden tegen die banken en landen. Ondertussen laten we de armoede en ellende verder groeien.

We laten die protesten en opstanden uitgebreid onder de aandacht komen via onze media. Daardoor raken steeds meer mensen ervan overtuigd dat het inderdaad aan de banken en landen ligt, en sluiten steeds meer mensen zich aan bij het protest. We wachten rustig tot het uit de hand loopt, en er veldslagen ontstaan tussen de bevolking en leger en politie. Ondertussen laten we de ellende en armoede nog verder oplopen.

Dan komt vanzelf het moment dat iedereen ervan overtuigd is dat het huidige systeem niet meer werkt. Dat iedereen zodanig geraakt wordt door de ellende, de armoede en de onlusten, dat het volk zelf om verandering roept. Pas dan treden we naar buiten.

En dan zeggen we: 'Dit kan zo niet langer doorgaan. De mens is hebberig en egoïstisch, en kan blijkbaar niet omgaan met de vrijheden van het bestaande systeem. Het moet anders. Het moet zodanig anders dat dit nooit meer kan gebeuren!!'

Om de protesteerders tegemoet te komen, geven we een aantal vervangbare topfunctionarissen de schuld van de crisis. En die functionarissen offeren we publiekelijk op. Zo krijgen de protesterende mensen het gevoel dat we naar ze luisteren.

We roepen: 'Om te voorkomen dat het nog ooit zal gebeuren, is meer controle nodig. We moeten een nieuw systeem krijgen. Een systeem dat het onmogelijk maakt dat zoiets nog eens kan gebeuren!'

En uiteraard werpen we onszelf (of beter: onze woordvoerders en stromannen - wijzelf blijven liever achter de schermen) op als degenen die de wereld redden, als degenen die naar het volk luisteren, en dus als degenen die de controle moeten uitvoeren.

We zeggen: 'Er moet een nieuw systeem komen dat centraal geleid en gecontroleerd wordt. Een systeem waaraan iedereen zich zal moeten conformeren om te voorkomen dat de hebberigheid en het egoïsme opnieuw de overhand krijgen. Want dit mag nooit meer gebeuren!!'

En het publiek zal het omarmen. Het is de ellende meer dan zat.

En wij hebben dan wat we willen. Totale centrale controle, en dus totale centrale macht (bij ons), over een systeem waaraan iedereen moet gehoorzamen ('voor jullie eigen bestwil!'). En onze macht bestaat nou eenmaal nergens anders uit, dan uit de gehoorzaamheid van iedereen (het is voor ons maar goed dat mensen dit niet begrijpen, dus dat houden we graag zo...).

Eigenlijk een simpel, maar doeltreffend plan. Nu maar hopen dat zoveel mogelijk mensen zich gaan aansluiten bij de protesten, zodat we verder kunnen. We zullen er, op de juiste momenten, nog eens een paar items in het journaal aan wijden.

woensdag 24 augustus 2011

Psychopathie als collectieve vergissing

Om ons heen kijkend, lijken we soms niet anders te kunnen dan concluderen dat de wereld steeds meer gedomineerd wordt door psychopathie. En naar mijn inzicht is dat inderdaad zo.

Het meest in het oog springende kenmerk van psychopathie is liegen. De leugen is het belangrijkste gereedschap van de psychopaat. Psychiaters spreken van 'ziekelijk' liegen. Daarmee wordt gesuggereerd dat er ook zoiets zou bestaan als 'gezond liegen', en dat is inderdaad de gangbare gedachte. 'Normaal' liegen moet kunnen. Je zou dus kunnen zeggen dat daarmee de gangbare gedachte, de norm, op zichzelf al psychopathische trekken heeft.

Liegen is niets meer dan het bewust verkondigen van een onwaarheid. Een leugen is dus een bewuste onwaarheid. Mensen verkondigen bewust onwaarheden (liegen dus) om daar iets mee te 'bereiken'. Om daarmee een bepaald 'belang' te dienen. Liegen is daarmee puur strategisch. Psychopaten bedienen zich dus van een strategie, en die strategie heet liegen.

Omdat het in onze tijd en cultuur als 'gewoon' en dus min of meer acceptabel (of onvermijdelijk, wat hetzelfde is) beschouwd wordt dat de meeste mensen zo nu en dan liegen, zou je kunnen zeggen dat psychopathie in zekere mate deel uitmaakt van onze cultuur. De leugen als kenmerk voor psychopathie is een alom aanwezige en gebruikte strategie.

Daarnaast wordt psychopathie gekenmerkt door gebrek aan empathie. Gebrek aan inlevingsvermogen of interesse in de slachtoffers van de leugen. En dat is natuurlijk onvermijdelijk. De leugen wordt altijd ingezet om het eigen belang te dienen, en daarmee wordt het belang van het slachtoffer automatisch ondergeschikt gemaakt aan dat eigen belang. Liegen is egoïstisch. Het gebrek aan empathie is verbonden aan de strategische keuze voor de leugen. Wanneer het eigen belang werkelijk niet boven dat van een ander geplaatst zou worden, dan zou liegen simpelweg onmogelijk worden. Liegen is een gereedschap van het ego.

Iedereen die de moeite neemt om een even om zich heen te kijken, kan waarnemen dat zowel de dominantie van het ego, als het plaatsen van het eigen belang boven dat van anderen, als de leugen, in onze tijd en cultuur zodanig gemeengoed zijn dat de gehele maatschappij gekenmerkt wordt door een bepaalde mate van psychopathie. Je zou daarmee kunnen zeggen dat psychopathie niet zozeer een psychische afwijking is, maar een gangbaar mechanisme. Nog anders gezegd: psychopathie is een collectieve culturele vergissing. De collectieve vergissing dat leugens een belang zouden kunnen dienen. Een vergissing die sommigen meer aanhangen dan anderen.

De psychiatrie kwalificeert de meest fervente aanhangers van deze vergissing als psychopaten. Iemand IS een psychopaat als hij op een bepaalde lijst een bepaald aantal punten haalt. Hij wordt dan geïdentificeerd als zijnde een psychopaat. Mensen die lager scoren op de lijst, zijn dan GEEN psychopaat. Maar zoiets is natuurlijk puur arbitrair, en geheel afhankelijk van hetgeen in onze cultuur en in onze tijd als acceptabel (als de norm) beschouwd wordt.

De boodschap is: liegen (en daarmee het eigen belang boven dat van een ander stellen) is tot op zekere hoogte prima, mits het niet te gek wordt. Mits het binnen de norm blijft. Niemand lijkt zich af te vragen of de norm zelf niet psychopathisch is. En dat is typerend voor de mate waarin psychopathie in onze cultuur is doorgedrongen en dus algemeen is.

Juist omdat psychopathie (de strategie van de leugen) zo algemeen is, werkt het voor niemand meer. Het aantrekkelijke van onwaarheid en leugens is, dat daarmee de illusie gewekt wordt dat het eigen belang bevoordeeld zou kunnen worden. Maar omdat vrijwel iedereen in een bepaalde mate gebruik maakt van dezelfde strategie, heeft niemand er meer baat bij.

Leugens zijn opzettelijke onwaarheden. En om een opzettelijke onwaarheid in je voordeel te laten werken is het noodzakelijk dat er ook onbewuste onwaarheden bestaan. Anders gezegd: om effectief te kunnen liegen, is het noodzakelijk dat iemand anders de leugen gelooft. Dus, dat die ander de bewuste onwaarheid (leugen) aanneemt als waarheid. Dat die ander denkt dat het om waarheid gaat, maar dat het onwaarheid is. Die ander vergist zich dus, maar is zich daarvan niet bewust. Een vergissing is dus een onbewuste onwaarheid. De wereld wordt momenteel zodanig gedomineerd door zowel opzettelijke als onbewuste onwaarheden (leugens en geloof), dat het resulteert in één grote verwarring.

Zodra de ander zich bewust wordt van de waarheid, is de leugen krachteloos en zonder enig effect. Als ik tegen jou lieg, en jij kent de waarheid, dan heeft mijn leugen simpelweg geen vat op jou. Jij kent de waarheid over iets als je je daarvan bewust bent. Het bewustzijn bevat om die reden uitsluitend waarheid.

Iemand die gebruik maakt van opzettelijke onwaarheid - leugens dus - kan dat uitsluitend doen als hij zich bewust is van wat wel de waarheid is. Oftewel: je kunt alleen effectief liegen als je de waarheid kent. Liegen is een strategie, en dus een gereedschap van het ego, maar dat ego kan alleen bestaan als er ook een bewustzijn bestaat. Het bewustzijn kent de waarheid (het bestaat uit waarheid), het ego bestaat uitsluitend uit onwaarheid.

Het ego is dus het domein van psychopathie. Het bestaat uit onwaarheid. Je zou dus kunnen zeggen dat het ego ons psychopathische deel is. Het is bij de één dominanter dan bij de ander, en de één is daarmee psychopathischer dan de ander. Anders gezegd: hoe meer de leugen wordt aangehangen, hoe dominanter het ego, hoe psychopathischer de persoon. Of, collectief gezien, hoe meer het ego regeert, hoe psychopathiser de samenleving. Nogmaals, kijk om je heen om te zien in welke mate dit nu het geval is.

Psychopathie is dus onwaarheid en huist in het ego. Waarheid resideert in het bewustzijn. Waarheid is in mijn definitie 'Dat-wat-IS, en dat IS-zoals-het-IS'. Dat wat IS, kunnen we WAARnemen. En door dat waarnemen worden we ervan bewust. Waarheid kan dus niet worden gemaakt (dat kan alleen met leugens), het kan alleen worden waargenomen. Van waarheid kun je uitsluitend bewust zijn.

Waarheid kan daarmee ook niet worden geloofd. Geloven is de noodzakelijke keerzijde van de leugen. Zonder geloven zou de leugen niet kunnen bestaan. Als niemand leugens zou geloven, zouden die leugens zonder enig effect zijn, en ophouden te bestaan. Psychopaten komen dus alleen weg met hun strategie omdat anderen de strategie van het geloven aanhangen. Omdat anderen bereid zijn hun leugens geloven.

Geloven is dus ook een strategie en hoort daarmee ook thuis in het ego, en niet in het bewustzijn. Als je je van de waarheid over iets bewust bent, is geloven overbodig en zinloos. Psychopathie is dus een egostrategie die alleen kan bestaan bij de gratie van een andere egostrategie, namelijk de strategie van het geloven.

Dat in deze tijd de leugen regeert (en het ego dus domineert) is voor iedereen waarneembaar. Onze tijd wordt dus gekenmerkt door een grote mate van collectieve psychopathie. Door liegziekte. Door epidemische, of misschien zelfs pandemische onwaarheid. Alleen de meest extreme leugenaars noemen we psychopaten, en de "normale" leugenaars noemen we mentaal gezond. Dat is de norm, en die norm is typerend voor onze tijd. Maar hoe zat dat dan in andere tijden?

Ik ben zelf absoluut niet religieus (ik hang geen enkele religie aan), maar ik vind het wel erg interessant om te kijken wat mensen in vroeger tijden hebben waargenomen en hebben opgeschreven. Veel van de oude geschriften behandelen de thema's waarheid en onwaarheid. Eén van de meest heldere symbolische omschrijvingen vond ik in de Bijbel.

De Bijbel beschrijft het begrip waarheid heel eenvoudig: Alles dat IS. Dezelfde definitie die ik eraan geef dus. De Bijbel noemt dat : 'God'. Al in het begin van het oude testament zegt de God-figuur: 'Ik ben het AL. Ik ben AL dat is'. En later: 'Ik ben de Alfa en Omega' (Ik ben alles, van A tot Z en alles er tussenin; alles dus). 'God' staat dus voor Alles-dat-Is en dus Waarheid.

En omdat zijn tegenhanger, onwaarheid, alleen kan bestaan als er waarheid bestaat, kan de symbolische tegenhanger van God, de duivel, alleen bestaan als God bestaat, en daarom wordt die duivel ook beschreven als een afsplitsing van God. God symboliseert De waarheid. De duivel symboliseert De onwaarheid. En omdat onwaarheid verleidelijk kan lijken, probeert de duivel-figuur dus mensen te verleiden om hem aan te hangen. Kijkend naar de huidige inrichting van de wereld is dat dus nogal gelukt. Nogmaals: de leugen regeert.

De menselijke afspiegeling van waarheid is het bewustzijn. Alleen via ons bewustzijn kunnen wij waarheid (Dat-wat-IS) beleven. Die menselijke vorm van waarheid, ons bewustzijn, wordt gesymboliseerd door de vermenselijking van God in de Jezus-figuur. De 'zoon van God', de menselijke versie van Dat-wat-IS, van waarheid: het bewustzijn. Daarom zegt de Jezus-figuur: 'Ik ben het pad. Alleen via mij kun je tot God komen' (alleen via je bewustzijn kun je waarheid beleven).

Ook de Jezus-figuur heeft een symbolische tegenhanger, namelijk de antichrist. De antichrist symboliseert daarmee het ego, oftewel de leugen/onwaarheid. Hij wordt beschreven als een nogal psychopathische figuur. In het eindtijdverhaal wordt gesproken over een tijd waarin die antichrist zal regeren (gesitueerd in onze huidige tijd). Een tijd dus waarin ego/leugen/psychopathie zal regeren. Vervolgens zal er een flinke, wereldwijde crisis (armageddon) plaatsvinden, en die crisis zal een deel van de mensheid wakker schudden. Herkenbaar?

Vervolgens zal de Jezus-figuur (het menselijk bewustzijn) weer opstaan en dat deel van de mensheid dat voor God (waarheid) kiest, redden. Anders gezegd: de crisis zal mensen weer bij hun bewustzijn brengen. Bewustwording (Jezus) zal mensen redden van ego (antichrist). Nog anders gezegd: de crisis zal mensen ertoe bewegen om waarheid (in de Bijbel gesymboliseerd door het woord God) voortaan hoger te waarderen dan onwaarheid (in de Bijbel gesymboliseerd door het woord Duivel/Satan).

Een proces van bewustwording is dus niets meer dan het leren kennen van waarheid. Van aandacht voor Wat-Is. En daarvoor moet waarheid hoger gewaardeerd worden dan onwaarheid. Er moet een bepaalde liefde voor waarheid, voor Dat-wat-IS, voor 'God' bestaan om dat te willen. En daarvoor moet de gehechtheid aan onwaarheid, aan 'Satan' dus worden opgegeven. Omdat Alles-dat-IS (God dus), oneindig is, kan iedereen er een eigen keuze uit maken, en zal iedereen er dus een ander beeld, een ander perspectief, van hebben.

Ik vind het zelf wel mooie metaforen, en het is mooi verwoord. En bovendien lijkt het erop dat de schrijvers ervan een nogal vooruitziende blik gehad hebben. De huidige wereld wordt inderdaad geregeerd door leugens, en het collectieve bewustzijn staat daarom op een laag pitje. De wereld is inderdaad psychopathisch. Er staat ons inderdaad een ongekende crisis te wachten. En het lijkt inderdaad voor de hand liggend dat die crisis ervoor zal zorgen dat mensen andere keuzes zullen gaan maken.

Hopelijk kiezen ze voor bewustzijn boven ego, voor waarheid boven leugen en voor geestelijke gezondheid boven psychopathie. Of, om bij de metaforen van de Bijbel te blijven, voor God boven Satan. En daarvoor is geen enkel geloof noodzakelijk. Sterker nog: daarvoor is het nodig om geloof in te ruilen voor bewustwording.





















donderdag 30 juni 2011

Waarheid vs. mijn waarheid


Al eerder heb ik een paar stukjes geschreven over waarheid. Dat leidde tot heftige discussies. Toch wil ik nog graag iets zeggen over het begrip waarheid. Het blijkt bij veel mensen voor verwarring te zorgen, en het is in mijn optiek essentieel om het helder te hebben:

Er is een (letterlijk) oneindig groot verschil tussen DE waarheid, en onze waarneming ervan. Het zijn twee verschillende dingen. Toch wordt dit vaak door elkaar gehaald.

DE waarheid is simpelweg een gegeven. Het is Dat-wat-is-zoals-het-is, door sommigen ook wel de Schepping genoemd. Het IS gewoon. Het verandert voortdurend van vorm, en onze aanwezigheid als mensen binnen die Schepping, binnen die waarheid, binnen het geheel van Wat-IS, draagt een klein beetje bij aan dat veranderingsproces. Omdat ook wij een klein deel uitmaken van dat geheel en er dus enige invloed op hebben. Net zoals alles dat deel uitmaakt van dat geheel, invloed heeft op het geheel. Het geheel bestaat immers nergens anders uit, dan uit alles wat er zich in bevindt. Dat-wat-is-zoals-het-is, bestaat uit Alles-dat-IS. Het is de totale verzameling van alles dat bestaat, en dat de eigenschappen heeft die het heeft. Het is het Grote Geheel, de totale kosmos met alles wat zich erin bevindt en dat IS zoals het IS: DE waarheid.

Wij mensen zijn gezegend met bewustzijn. Dat bewustzijn maakt het voor ons mogelijk om die Schepping, dat oneindige Grote Geheel, DE waarheid, waar te nemen, en er een beeld van te vormen. We observeren, en interpreteren. Op basis van een mix van observatie en interpretatie vormen we een persoonlijk beeld, en vanuit dat persoonlijke beeld (ons persoonlijk beeld van waarheid), handelen we. Daarbij is onze focus met name gericht op onze directe omgeving. Onze eigen planeet bijvoorbeeld. Maar hoe dichterbij iets is, hoe meer aandacht we ervoor hebben.

Ons beeld, en dus onze beleving van Wat-IS, van DE waarheid, is altijd onvolledig. Wat-IS is oneindig, en wij niet. We kunnen daarom onmogelijk ALLES observeren, en maken daarom persoonlijke keuzes. We kiezen aan welk deel, of aan welke delen van Wat-IS we aandacht besteden, en door het besteden van die aandacht, leren we dat deel kennen en gaan we het beleven.

Hierdoor is het onvermijdelijk dat er een verschil (een gat) ontstaat tussen DE waarheid zoals die IS, en ons beeld ervan. Dat verschil bestaat uit twee dingen:

1- Onvolledigheid. Dat is onvermijdelijk vanwege onze eindigheid en nietigheid ten opzichte van het oneindige geheel. We zijn hier te kort, en we zijn te klein om de gehele waarheid te kunnen observeren. Wij observeren vanuit ons persoonlijke perspectief en ieder ander perspectief geeft een ander beeld. Desalniettemin geeft ieder perspectief een beeld van een stukje van DE waarheid. Al jouw (of mijn) stukjes observatie bij elkaar, vormen jouw (of mijn) persoonlijke en beperkte beeld van De waarheid; onze persoonlijke selectie van waarnemingen van De waarheid: jouw/mijn waarheid.

2- Misinterpretatie. Ons brein is niet alleen in staat om te observeren, maar ook om te interpreteren. En dat opent de mogelijkheid voor vergissingen. Voor misinterpretatie. Zo kunnen we bijvoorbeeld op het verkeerde been gezet worden door anderen. Anderen die ons bewust verkeerde informatie geven (liegen) waardoor onze interpretatie afwijkt van wat-werkelijk-IS. Maar we kunnen ook onszelf voor de gek houden. En dat doen we vaak omdat we graag de waarheid, Wat-werkelijk-IS, zouden willen ombuigen naar wat-we-willen-dat-zou-zijn, in een poging zelf waarheid te fabriceren. Het beeld dat hieruit voortvloeit, is dus niet in overeenstemming met de waarheid. Ik noem dat: jouw/mijn onwaarheid.

Het totaalbeeld is dus een mix van (selectief) waargenomen waarheid, en (al of niet door onszelf) gefabriceerde onwaarheid. Het totaalbeeld, dat voor iedereen dus anders is, bestaat uit zowel waarheid als onwaarheid en de verhouding daartussen ligt bij iedereen anders.

Het omvormen van het aandeel onwaarheid naar waarheid, is wat ik het bewustwordingsproces noem. Het bestaat uit het opruimen van vergissingen, van onwaarheid, door het leren kennen van waarheid. Wanneer je de waarheid over iets leert kennen, dan verdwijnt de voormalige onwaarheid vanzelf. Wanneer je bijvoorbeeld altijd gedacht hebt dat een slang een zoogdier was (vergissing), en je wordt je ervan bewust dat het een reptiel is, dan verdwijnt de voormalige vergissing direct op het moment dat je je bewust wordt van de waarheid over slangen. Je bent er dan achter gekomen dat je oude beeld van slangen tot jouw onwaarheid behoorde. Jouw correcte beeld van slangen behoort nu tot jouw waarheid. Je hebt je beeld over slangen overgeheveld vanuit jouw onwaarheid, naar jouw waarheid. Je bent hierover bewust geworden.

Ons beeld bestaat dus onvermijdelijk uit een mix van waarheid en onwaarheid en de verhouding daartussen verschilt van persoon tot persoon. Meestal wordt dat beeld samengevat met de term ‘mijn waarheid’. Ik zou dat liever vervangen door ‘mijn beeld’, omdat dit beeld zowel waarheid als onwaarheid bevat. De term ‘mijn waarheid’ wordt nu door veel mensen misbruikt in pogingen om ook het aandeel onwaarheid in dat beeld, tot waarheid te verheffen. Alsof waarheid een persoonlijk ding zou zijn dat je naar eigen believen kunt samenstellen, omvormen of zelfs fabriceren zodat het jou goed uitkomt. En dat zou ons van iedere verantwoordelijkheid ontslaan: als waarheid zelf te maken is, en als ieders ‘waarheid’ daarom dus WAAR zou zijn, dan zou onwaarheid per definitie niet kunnen bestaan. Dan kun je, als je gewezen wordt op een onwaarheid (vergissing of leugen), gewoon zeggen: ‘Ja maar, het is MIJN waarheid’. Dat zou wel erg gemakkelijk zijn. Maar zo IS het niet.

Wij MAKEN geen waarheid. Waarheid IS. Het enige dat wij in dit verband kunnen MAKEN (fabriceren), is onwaarheid. Waarheid IS gemaakt, die IS op ieder moment zoals die IS. Die maken wij niet, die kunnen we alleen WAARnemen. Ons beeld bestaat dus uit een selectie uit waarheid (die IS gemaakt) en onwaarheid (die wordt door onszelf gemaakt).

Waarheid aanvaarden, is daarmee niets meer dan onderkenning en aanvaarding van de Schepping (Wat-IS, het AL, DE waarheid, het Universum, God, etc.), en onwaarheid niets meer dan afwijzing (al of niet bewust) van die Schepping (Wat-IS, het AL, DE waarheid, het Universum, God, etc.) in de hoogmoedige veronderstelling die zelf te kunnen maken.

Het proces van bewustwording is dus niets meer dan het (stukje bij beetje) onderkennen en aanvaarden van wat-IS, van waarheid dus. En daardoor wordt onwaarheid vanzelf opgeruimd.

Wij mensen handelen op basis van het beeld dat we hebben, en ons handelen creëert onze realiteit (leugens beïnvloeden bijvoorbeeld ons beeld, en daarmee dus ons handelen, en daarmee dus de realiteit; dat is de functie en de bedoeling van leugens). Dus, hoe meer ons beeld uit waarheid bestaat, hoe meer we handelen in overeenstemming met die waarheid, met Wat-IS. En hoe meer onze daaruit voortvloeiende realiteit dus zal harmoniëren met Wat-IS, met het Universum, met DE waarheid, met het Al, met de Schepping, of (zoals sommigen zeggen) met God.

Dat is de enorme kracht van waarheid. Waarheid bevrijdt ons niet alleen van onwaarheid, maar het herstelt uiteindelijk onze beleving van de perfectie van het Al. Het brengt de perfectie van Wat-IS, van het AL, van de Schepping, terug in onze beleving, en daarmee in ons handelen, en daarmee in de inrichting van ons wereldje. Een wereldje dat nu gebukt gaat onder onze vergissing dat wijzelf waarheid zouden kunnen fabriceren, en daarmee op de stoel van de Schepper (wie of wat dat dan ook moge zijn) kunnen gaan zitten. En alle imperfectie en disharmonie die momenteel zo duidelijk waarneembaar is in onze wereld, is daar het logische gevolg van.

Onderkennen en omarmen van waarheid is daarmee niets meer of minder dan onderkennen en omarmen van de perfectie van de Schepping. Het onderkennen en omarmen daarvan laat het ons ook als zodanig beleven, en het beleven van de perfectie van de Schepping (en dus ook van ons leven; ook wij maken daar deel van uit) is de ultieme definitie van gelukkig zijn. En als we gelukkig zijn met ons leven, dan valt er niets te verlangen (er ontbreekt dan immers niets), niets te bevechten, niets te verdedigen, en daarom niets te vrezen. En dat is simpelweg waar.

vrijdag 13 mei 2011

Onvoorwaardelijke liefde



Als het om liefde gaat, wordt vaak gesproken over onvoorwaardelijke liefde. En als er onvoorwaardelijke liefde bestaat, dan moet er ook voorwaardelijke liefde bestaan.

Voorwaardelijke liefde
Voorwaardelijke liefde betekent dat liefde aan voorwaarden gebonden is. Voorwaardelijke liefde is liefde die alleen kan bestaan als er aan die voorwaarden voldaan wordt. Het betekent: ik hou alleen van jou als

Als we voorwaarden stellen aan liefde dan zeggen we dat de ander aan die voorwaarden moet voldoen om onze liefde te kunnen ontvangen. We gaan er daarbij vanuit dat die ander onze liefde wel graag wil krijgen. Zo graag dat hij of zij bereid zal zijn om aan die voorwaarden te voldoen. We gaan er vanuit dat de ander behoeftig is aan onze liefde. En daarmee gebruiken we die behoeftigheid om het gedrag van die ander af te dwingen. Voorwaarden stellen aan liefde is daarmee emotionele chantage.

We houden van iemand als we die persoon waarderen. Als we iemand hoog hebben zitten. Als we iemand hoogachten. Wanneer we denken dat de ander onze liefde nodig heeft, en zodanig nodig heeft dat hij zijn gedrag wel zal aanpassen aan onze wensen om die liefde maar te kunnen krijgen, dan getuigt dat niet bepaald van hoogachting.

Bij het stellen van voorwaarden aan liefde gaan we er vanuit dat de ander onze liefde nodig heeft. En dat wij, door die liefde te rantsoeneren (voorwaardelijk te maken), gebruik kunnen maken van die behoeftigheid om daarmee gedrag van die ander te kunnen afdwingen. Voorwaardelijk van iemand houden betekent dat je vindt dat je boven die ander staat. Voorwaardelijke liefde betekent dat de ander jouw liefde meer nodig heeft dan andersom. Voorwaardelijke liefde is daarmee gebaseerd op minachting.

Liefde geven/krijgen
Voor het bestaan van voorwaardelijke liefde is het dus noodzakelijk dat liefde iets is dat we kunnen krijgen. Of niet, als we ons niet naar de gestelde voorwaarden gedragen. Dat liefde iets is dat ons ook kan worden ontzegd. Iets dat we kunnen verliezen, als we ons niet gedragen naar de gestelde voorwaarden. Dat liefde überhaupt iets is dat we kunnen geven of krijgen. En daarmee dus kunnen afdwingen of ontzeggen.

Liefde is een gevoel. En een gevoel is iets dat je voelt. Liefde voor iemand is dus iets dat je voelt. Een gevoel kun je hebben. Maar een gevoel kun je niet weggeven. Ik kan mijn gevoel niet aan jou overhandigen. Liefde kan daarmee noch gegeven, noch gekregen worden. Liefde voor een ander kan alleen gevoeld worden. En dat gevoel kun je aan de ander laten zien.

In de meeste gevallen zal het laten zien van dat gevoel, door de ander worden gewaardeerd. Maar dat betekent nog niet dat je daarmee liefde aan die ander geeft. Er valt niks te geven (er valt alleen iets te voelen), en er valt dus ook niks te rantsoeneren of te ontzeggen. Of te krijgen/ontberen. Als een ander laat zien dat hij van je houdt, dan geeft hij je niks. Hij laat alleen zijn gevoel zien. Je krijgt dan niks, maar je neemt waar dat de ander van je houdt. Je neemt het gevoel van de ander waar. Dat is alles. Maar we vinden het wel fijn om dit waar te nemen.

Dat we dit op prijs stellen, betekent nog niet dat we het kunnen afdwingen. We kunnen een gevoel niet gebruiken als handelswaar. We kunnen niet zeggen: als jij je naar mijn voorkeur gedraagt, dan krijg jij mijn gevoel van liefde voor jou. Er valt niets te krijgen. En omdat er niets te krijgen valt, valt er ook niets te geven. Geven of krijgen van liefde is dus een illusie. Een illusie die gebruikt wordt om gedrag af te dwingen. Voorwaarden stellen aan liefde is dus onmogelijk. Voorwaardelijke liefde is namelijk helemaal geen liefde. Voorwaardelijke liefde is chantage op basis van een illusie. De illusie dat je liefde kunt krijgen. ‘Voorwaardelijke liefde’ is daarmee een contradictio in terminis.

Liefde kan niet anders zijn dan onvoorwaardelijk. Zodra er voorwaarden aan gesteld worden, is er geen sprake meer van liefde, maar van minachting. En minachting is simpelweg geen liefde. De uitspraak ‘onvoorwaardelijke liefde’ is daarmee een pleonasme. Het is een taal/stijlfout. Net zoals een ‘ronde cirkel’, of een ‘grote reus’. Liefde is altijd onvoorwaardelijke liefde, anders is het simpelweg geen liefde.

Eeuwige liefde
Echte liefde ( = onvoorwaardelijke liefde = liefde) kan daarmee ook niet over gaan. Het idee dat liefde kapot kan gaan is ook gebaseerd op de gedachte dat liefde verbonden is aan voorwaarden. Het idee is gebaseerd op de gedachte dat liefde onder bepaalde voorwaarden kan verdwijnen. Dat liefde voor een ander kan verdwijnen als die ander zich op een bepaalde manier gedraagt (of juist niet gedraagt). Het is eigenlijk een omkering van het principe achter voorwaardelijke liefde. Het zegt: liefde kan alleen blijven bestaan als de ander zich niet (of juist wel) op een bepaalde manier gedraagt. Het is voorwaardelijk.

En omdat liefde alleen maar onvoorwaardelijk kan zijn, bestaan er geen voorwaarden aan. En er bestaan dus ook geen voorwaarden waaronder liefde kan verdwijnen. Liefde is daarmee per definitie onvergankelijk. Er bestaan gewoon geen voorwaarden waardoor liefde kan verdwijnen omdat er geen voorwaarden aan liefde bestaan. Liefde die over gaat, is/was geen liefde. Liefde is dus altijd eeuwige liefde (het kan niet anders) en ook ‘eeuwige liefde’ is daarmee dus een pleonasme.

Superieure liefde
Voorwaardelijk maken van liefde is dus gebaseerd op een gevoel van superioriteit: de ander heeft mijn liefde harder nodig dan andersom. Oftewel: mijn "liefde" is meer waard. En daarmee kan ik gedrag afdwingen van die ander. Voorwaardelijke liefde heeft dus de bedoeling macht over de ander te verkrijgen.

Maar daarmee zeggen we ook dat we dat specifieke gedrag van die ander nodig hebben. We ervaren de noodzaak om het gedrag van de ander te sturen om te kunnen leven zoals we willen leven. We ervaren de behoefte om het gedrag van anderen te controleren om zelf gelukkig te kunnen zijn. Dat de ander zich naar onze zin gedraagt, is een voorwaarde om zelf gelukkig te kunnen zijn. Een voorwaarde om van ons eigen leven, en dus van onszelf, te kunnen houden. En daarmee wordt de liefde voor onszelf dus ook voorwaardelijk.

Ook degene die zich laat misbruiken, stelt voorwaarden aan de liefde voor zichzelf. Hij kan alleen gelukkig zijn, van zijn leven (en dus van zichzelf) houden als een ander van hem houdt. Voorwaardelijke liefde voor een ander heeft dus altijd zijn oorsprong in voorwaardelijke liefde voor onszelf. Of je jezelf nu superieur opstelt en daarmee het benodigde gedrag van een ander afdwingt, of dat je je hierdoor laat misbruiken en je gedrag aanpast om de benodigde liefde te kunnen ontvangen, in beide gevallen gaan we uit van behoeftigheid. We hebben iets (gedrag/liefde) van de ander nodig om gelukkig te kunnen zijn. Zonder dat, zijn we incompleet en ongelukkig.

Voorwaardelijke liefde heeft dus altijd zijn oorsprong in voorwaardelijke liefde voor onszelf. En dus in het ontbreken van liefde voor ons zelf. Dat is de werkelijke betekenis achter de uitspraak: je kunt alleen van een ander houden als je van jezelf houdt.

Liefdesrelaties
Liefde (= onvoorwaardelijke liefde) kan dus onder geen enkele voorwaarde over gaan omdat er geen voorwaarden zijn aan het bestaan van liefde, en er dus ook geen voorwaarden kunnen bestaan aan het verdwijnen ervan. Toch kunnen relaties wel overgaan. Ik schrijf bewust de woorden ‘over’ en ‘gaan’ aan elkaar. Overgaan dus. Want dat is precies wat het is. Overgaan van de ene vorm naar de andere vorm.

Soms kunnen de wensen van mensen om hun leven vorm te geven tegenstrijdig zijn aan elkaar. Te tegenstrijdig om bijvoorbeeld samen een huishouding te kunnen blijven voeren. Iemand die bijvoorbeeld de wens heeft om in een vertrouwde omgeving te verblijven, tussen vertrouwde mensen, kan best houden van iemand wiens wens het is om voortdurend rond de wereld te reizen. In zo’n geval zou het geen daad van liefde zijn om het de ander onmogelijk te maken om zijn wens waar te maken. Ook dat zou een voorwaarde zijn, en dus geen liefde. In zo’n geval zal de relatie dus overgaan van de ene vorm naar de andere vorm. Niet meer bij elkaar, maar uit elkaar. Maar omdat liefde onvergankelijk is, blijft die liefde ondanks de afstand gewoon bestaan.

Exclusieve liefde, liefde voor maar één persoon, is daarmee ook een illusie. De gedachte dat je alleen liefde kunt (en mag) voelen voor degene met wie je op de een of andere manier een afspraak gemaakt hebt, is natuurlijk ook gewoon een voorwaardelijkheid. Het is een soort culturele afspraak. Een culturele voorwaarde. Niets of niemand kan bepalen wat je voelt, en dus kun je ook zonder een afspraak te maken, of zonder voortdurend samen te zijn, van iedereen houden van wie je houdt. Zo kun je ook prima van een ander houden als die ander er geen blijk van geeft van jou te houden. Liefde is immers geen handelswaar.

Liefde en vrijheid
Liefde is daarmee onverbrekelijk gekoppeld aan vrijheid. Iemand die werkelijk van je houdt zal je altijd alle vrijheid verlenen. Dat kan niet anders omdat het beperken van vrijheid een voorwaardelijkheid is, en voorwaardelijkheid en liefde zijn tegengesteld aan elkaar. Ze kunnen niet tegelijkertijd en samen bestaan. Mensen die werkelijk van je houden hebben dus geen andere keuze dan je alle vrijheid te verlenen, net zoals jij geen andere keuze hebt dan vrijheid te verlenen aan degenen van wie jij werkelijk houdt. Liefde is nou eenmaal onvoorwaardelijk, en onvoorwaardelijk betekent zonder voorwaarden.

De mate van vrijheid die iemand je gunt is dus onverbrekelijk verbonden aan de mate van liefde die hij/zij voor je voelt. Als iemand zegt: ‘ik hou van jou’, en hij probeert je vervolgens voorwaarden op te leggen (en dus je vrijheid te beperken) dan sprak hij niet de waarheid. Dit eenvoudige principe geldt voor alle situaties waarin mensen met elkaar omgaan. Zowel dus tussen twee mensen als in een collectief. Een regering bijvoorbeeld die beweert dat ze handelt uit liefde voor volk en vaderland, en vervolgens voorwaarden en onvrijheden oplegt aan dat volk, zo’n regering spreekt simpelweg niet de waarheid.

Onvoorwaardelijke liefde is dus een pleonasme. Een taalfout. Daarom verander ik de titel onderaan dit stukje alsnog in ‘Liefde’. Liefde is liefde en dus de enige liefde die bestaat.

vrijdag 25 maart 2011

Geluk



Iedereen kan ervoor kiezen om gelukkig te zijn. Om gelukkig te worden, is het handig om een paar dingen weten:

1- Gelukkig worden is niet moeilijk, en vraagt ook geen bijzondere vaardigheden. Iedereen kan het. Wat er wel voor nodig is, is een beetje moed. Vooral in het begin.

2- Mensen zijn niet ingewikkeld, net zomin als de wereld om ons heen ingewikkeld is. Dat lijkt soms wel zo, maar het is niet zo. Alles is eenvoudig.

3- Mensen worden gedreven door maar twee krachten: liefde en angst. Alle andere emoties, gedachten en ervaringen zijn daarvan een afgeleide.

4- Waarheid is het grootste goed. Waarheid is: alles dat IS zoals het IS. Wij kunnen kiezen aan welke onderdelen daarvan we aandacht geven en welke dingen we dus ervaren.

5- Onze keuzemogelijkheden om dingen te ervaren zijn onbeperkt, maar mensen zijn beperkte wezens, en kunnen dus nooit voor ‘alles’ kiezen.

6- Iedere gedachte, emotie en ervaring is goed. Het woord goed betekent hier: ‘in orde’ en dus niet tegengesteld aan ‘kwaad’ of ‘slecht’.

7- Gedachten, emoties en ervaringen zijn alledrie even belangrijk.

8- De waarheid is, dat er ook onwaarheid bestaat.

9- Onwaarheid is de enige bron van lijden, en vreemd genoeg zijn mensen erg gehecht aan onwaarheid.

10- Lijden heeft altijd de vorm van verlangen of vrezen. Lijden bestaat altijd uit het één of het ander, of een combinatie ervan. Verlangen naar geluk is dus lijden, en leidt dus tot verdwijnen van geluk.

11- Pijn en verdriet bestaan. We gaan daar echter pas onder lijden als we die pijn en dat verdriet niet willen toestaan.

12- Er bestaat geen goed of kwaad. Uitsluitend ons oordeel leidt tot deze kwalificaties.

13- Geluk is niets meer dan waardering voor hetgeen we beleven, en dus voor ons eigen leven.

14- Gelukkig worden is geen kwestie van hard werk, maar juist van overgave.

15- Gelukkig zijn is niet iets dat ons overkomt, maar iets dat we kunnen doen. Het is niet moeilijk.

zaterdag 22 januari 2011

De crisis van 1931 voor Christus


Het jaar is 1931 voor Christus (bijna 4000 jaar geleden dus). Het is crisis. De door bijna iedereen zo gewaardeerde levensstijl van de voorgaande jaren lijkt definitief te gaan verdwijnen. Nog maar een paar jaar geleden kon bijna iedereen zijn volledige leven wijden aan het zichzelf plezieren. Bijna niemand hoefde te werken. Er was altijd genoeg.

Maar nu leeft de wereld in schaarste en verwarring. Oplossingen lijken vrijwel niet te bedenken. Hoe is dit zo gekomen?

Een paar eeuwen eerder maakte de kennis van productietechnieken het mogelijk om steeds efficiënter te gaan produceren. Voorheen moest iedereen werken omdat iedereen ongeveer evenveel consumeerde als hij kon produceren. Maar dankzij die nieuwe technieken kon er nu veel meer geproduceerd worden. En dat betekende dat er dus minder gewerkt hoefde te worden. En de technieken verfijnden verder, en zo hoefde er nog minder gewerkt te worden.

Zo’n 150 jaar geleden (dus rond 2081 voor Christus) drong het besef door dat nog maar één op de honderd mensen hoefde te werken om in ieders behoeften te voorzien. En dus konden 99 van de honderd mensen iets anders met hun leven gaan doen dan werken. De handigste werkers werden door de massa gedwongen om het werk doen, en de massa kon zich gaan bezighouden met plezier maken. De maatschappij bestond uit een dominante massa, en een kleine werkende onderklasse van slaven.

En de massa vermaakte zich. Iedereen kon zich vol overgave wentelen in hedonisme. Eten en drinken waren, naast deelnemen aan de talrijke orgieën, de belangrijkste dagvulling voor de massa. Niemand hoefde ergens anders aan te denken. We hebben het paradijs hervonden, was de gangbare gedachte. En ook de slaven zouden daar graag van genieten. Maar zij moesten keihard werken om de massa te voorzien in hun behoeften. De enige manier om zich van het slavenschap te bevrijden, was efficiënter werken. Immers, hoe efficiënter het werk, hoe minder slaven er nodig waren. De slaven werden daardoor meesters in het bedenken van intelligente oplossingen. Het gaf ze uitzicht op vrijheid, en een rijk leven.

Maar nu is het dus crisis. De slaven pikten het niet langer, en hebben de productie stopgezet. Ze waren al eens eerder in opstand gekomen, maar toen maakten ze geen schijn van kans. Die kleine onderklasse werd door de massa direct weer op haar plaats teruggeslagen. Maar nu lijken ze te volharden. Ze geven niet op, en hoe er ook geslagen wordt, ze weigeren te produceren. En nu is er dus een enorme schaarste ontstaan, en beginnen de eerste mensen al van de honger te sterven.

Om het tij te keren hebben veel mensen zich aangediend als vrijwilliger om, zolang de crisis duurt, dan maar even het werk van de slaven over te nemen. Maar alle kennis van de productietechnieken ligt bij de slaven, dus de vrijwilligers hebben geen idee hoe het allemaal werkt. En de slaven weigeren de kennis te delen. De toestand lijkt uitzichtloos.

We maken nu een stap in de tijd, en gaan naar het jaar 931 voor Christus. Duizend jaar verder dus. In die afgelopen duizend jaar is er veel (zo niet alles) veranderd. Na de crisis zag de wereld er heel anders uit. De overheersende massa kwam door die crisis tot het besef dat hun hedonisme en zelfzuchtigheid ervoor gezorgd hadden dat ze alle kennis was kwijtgeraakt. De massa had zich al generaties lang met niets anders bezighouden dan eten, drinken en feesten. Alle kennis was bij de slaven terecht gekomen. De crisis leidde tot het besef dat het anders moest.

Kennis werd nu (in tegenstelling tot feesten) de leidende drijfveer voor de mensen. En omdat de slaven alle kennis hadden, werden deze vrijgelaten, en werden ze van slaven in korte tijd leermeesters. In plaats van een ondergeschikte positie, kregen ze de belangrijkste posities. De kleine groep slaven groeide in duizend jaar tijd uit tot een kleine kenniselite. En nu deed het volk al het werk, en gaven de voormalige slaven de aanwijzingen.

Al snel kwam men erachter dat kennis prettig is. En dat het omzetten van die kennis in daden - werken dus - een zeer bevredigende bezigheid kon zijn. En omdat iedereen nu kon meedenken aan het verder perfectioneren van productietechnieken, werden ook nu de opbrengsten groter. De massa moest nu weliswaar werken, maar omdat de massa uit veel mensen bestond, en de productie efficiënt verliep, hoefde iedereen maar weinig te werken, en kon iedereen zich toch nog bezighouden met eten, drinken en feesten. De crisis had een bedreiging geleken, maar achteraf was iedereen er dankbaar voor. De nieuwe manier van leven beviel prima.

Maar vooral de voormalige slaven, die nu dus de kenniselite vormden, genoten van hun nieuwe positie. Ze genoten er zodanig van, dat ze die positie niet graag meer zouden opgeven. Daarom zorgden ze ervoor dat ze niet al hun kennis overdroegen aan het volk. Ze hielden een deel voor zichzelf, zodat ze altijd nodig zouden blijven, en daarom altijd hun elitepositie zouden kunnen behouden.

Maar doordat het volk nu zelf ook ervaring opdeed door te werken, vergaarde dat volk ook steeds meer kennis, en dat verzwakte de positie van de voormalige slaven. Ze besloten het volk opzettelijk foutieve instructies te geven om zo de kennis voor zichzelf te houden. Ze deden alsof ze kennis deelden, maar gaven desinformatie. En daardoor werd de productie minder efficiënt. Het volk begreep niet hoe dat kon. Omdat ze niet wisten dat ze desinformatie kregen, dachten de mensen dat die desinformatie kennis was. En dat desondanks de productie afnam moest dus een andere reden hebben.

De voormalige slaven zeiden dat het kwam vanwege de wijzigende omstandigheden. Er was minder regen dan vroeger, hoewel de mensen zich daarvan niets herinnerden, en het was kouder geworden en ook daarvan herinnerde men zich niets, maar het was tenminste een verklaring. En de voormalige slaven (nu dus de kenniselite) hadden de meeste kennis, dus zij zouden het wel weten...

Doordat de productie steeds minder efficiënt werd, moesten er steeds meer mensen werken. Het verschil tussen de werkenden (het volk) en de niet werkenden (de voormalige slaven, nu kenniselite) werd daardoor steeds groter. De positie van de kenniselite werd daarmee steeds sterker. Zeker nu ze ontdekt had dat ze die positie kon versterken door het geven van desinformatie. En omdat die desinformatie het volk steeds meer in verwarring bracht, kwamen de mensen steeds vaker om raad vragen, en kon die raad dus ook steeds duurder worden verkocht. En omdat de desinformatie de productie steeds verder afremde, moesten de mensen steeds harder werken om in de behoeften te voorzien, en om de raad van de kenniselite te kunnen betalen.

We maken nu weer een stap in de tijd. Het jaar is 2011 (na Chr., nu dus). En het is weer crisis. De voormalige slavenfamilies zijn uitgegroeid tot een kleine allesoverheersende elite. Een elite die alle macht en al het geld van de wereld bezit. De situatie is nu omgekeerd aan de situatie tijdens de vorige crisis. Nu is er een kleine groep niet-werkenden die alle macht heeft over een massa van werkende slaven. Toen was er een kleine groep slaven die door de massa overheerst werd. Bijna letterlijk een omgekeerde wereld.

En ook de crisis die in 2011 woedt, wordt gezien als een bedreiging. Er lijkt bijna geen uitweg. Maar net als bij de crisis van 1931 voor Christus, kan ook nu de enige uitweg nergens anders vandaan komen dan van de slaven. Pas als de slaven beseffen dat zijzelf de gewassen verbouwen, en niet de elite, dat zijzelf alle producten produceren, en niet de elite, dat zijzelf de orders opvolgen om naar het front te gaan, en niet de elite, dan pas zullen de slaven beseffen dat zij feitelijk alle macht in handen hebben, en dan is het met de overheersende klasse afgelopen. Net als de vorige keer. En dan zal ook deze crisis weer verdwijnen. En ook dan zullen het de slaven zijn die het meest genieten van hun herwonnen vrijheid.

donderdag 20 januari 2011

Kennis is macht

Iedereen kent de uitdrukking: "Kennis is macht". Weinig mensen staan echter stil bij de werkelijke betekenis hiervan.

Macht is alleen macht als er verschil in macht bestaat. Om macht te kunnen hebben, moeten er machtelozen bestaan. Om macht te ontlenen aan kennis, moet er dus ook verschil in kennis bestaan. Je kunt alleen macht uit kennis halen, als anderen die kennis niet hebben.

Machtigen weten dus iets wat wij niet weten. Door erachter te komen wat dat is (wat het is dat zij weten en wij niet) krijgen wij zelf ook die kennis, en vervalt het verschil in kennis. En dus ook het machtsverschil dat eruit voortvloeit.

Wanneer iemand kennis voor zichzelf wil houden, en die kennis dus niet met anderen deelt, dan is er maar één manier om erachter te komen wat die kennis inhoudt: kijken naar het hetgeen die ander (op basis van die kennis) DOET.

Wanneer iemand bijvoorbeeld plotseling een muur om zijn tuin gaat bouwen, tralies voor zijn ramen plaatst en zandzakken tegen de gevel zet, dan kun je daaruit afleiden dat hij die bescherming niet voor niets aanbrengt, en dus iets bedreigends verwacht. Hij weet iets wat jij niet weet.

Wanneer machthebbers ineens een elektronische muur om ons heen bouwen, kun je ervan uitgaan dat ook zij dat niet voor niets doen. Je kunt er dan van uitgaan dat zij iets weten wat wij niet weten, en daarom die elektronische muur NU bouwen.

Het enige belang van machthebbers is hun macht. Eeuwenlang hebben ze die macht kunnen behouden en uitbreiden op basis van onze onderlinge verdeeldheid en onwetendheid. Het is in hun optiek dus van het grootste belang dat die situatie zo blijft. Hun macht is gebaseerd op hun kennis: verdeeldheid en onwetendheid onder het volk, geeft ons macht.

Nu er door die machthebbers in hoog tempo geïnvesteerd wordt in een elektronische gevangenis, betekent dat dat zij weten dat ze in de nabije toekomst een andere methode dan onwetendheid en verdeeldheid nodig zullen hebben om hun macht te behouden. Het betekent dat er een einde dreigt te komen aan die onwetendheid en verdeeldheid. Anders zou er geen noodzaak zijn voor al die inspanningen en investeringen.

Als er binnenkort een einde komt aan onwetendheid, (als mensen dus bewust worden van de kennis die de machthebbers nu exclusief voor zichzelf houden) en daardoor gaan inzien dat er geen enkele noodzaak is voor verdeeldheid, dan moet er een ander middel ingezet worden om de macht te behouden: elektronische dwang.

Het is alleen zinvol om dat andere middel (die elektronische gevangenis) te implementeren als het vorige middel (onwetendheid en verdeeldheid) nog werkt. Net zoals het alleen zinvol om je huis te beschermen tegen een orkaan voordat de orkaan komt. Daarvoor moet je dus weten DAT die orkaan komt.

De machthebbers in deze wereld weten dus dat er binnenkort een omwenteling zal komen. Een omwenteling die (als ze nu niks doen) hun macht zal laten verdwijnen. Daarom nemen ze NU maatregelen.

We kunnen daaruit dus afleiden dat de machtselite weet dat er binnenkort een einde zal komen aan onze onwetendheid. Dat er een golf van bewustwording over de mensheid zal spoelen. Een golf van bewustwording die het verschil in kennis (en dus macht) tussen de mensheid en de machtselite zal laten verdampen. En dat die machthebbers weten dat dit zal gebeuren. Dat is af te leiden aan hun acties. En door dat afleiden, nemen wij een stukje van hun kennis over. We worden minder onwetend, en dus minder onmachtig.

Als wij dat kunnen herleiden aan hun acties (als we dat dus weten), gaan wij onze medewerking aan de bouw van deze gevangenis dan blijven verlenen?

vrijdag 14 januari 2011

Ego vs Zelf


Het woord ego is natuurlijk maar een woord. Het valt me op dat iedereen er iets anders mee bedoelt. En al die andere invullingen van het begrip ego, leveren dus weer andere (en vaak waardevolle, inspirerende) inzichten op.

Het punt is natuurlijk wel dat we daarmee niet over hetzelfde praten. We geven allemaal een andere inhoud aan het begrip ego, en daarmee praten we dus over verschillende dingen. En hoe interessant al die verschillende dingen ook zijn, we komen daarmee niet dichter bij begrip van het mechanisme van het ego. We praten domweg langs elkaar heen.

Toch is het begrip ego ontstaan (en het houdt ons blijkbaar bezig) naast het begrip 'zelf' of 'ik'. Het is ontstaan omdat er onderscheid lijkt te zijn. Anders was er geen aanleiding geweest om het te benoemen. Die aanleiding ontstaat pas als er onderscheid wordt waargenomen, en dus de behoefte ontstaat om dat onderscheid te benoemen.

Daarmee is ego dus een term voor iets dat zich juist onderscheidt van 'zelf' of 'ik'. Anders hoefde het niet benoemd te worden, en kon het gewoon 'zelf' of 'ik' genoemd worden.

Dus, als ik wil weten wat ego is, dan moet ik kijken naar het deel van een individu dat wel bestaat, maar zich onderscheidt van 'zelf' en 'ik'. Dat dus anders is. Pas dan is het de moeite waard om het te benoemen en pas als je weet WAT je benoemt, kun je het onderzoeken.

Ik zou daarom het ego willen benoemen als IETS dat het gedrag en de denkwijze van mensen beïnvloedt, maar dat geen deel uitmaakt van het (essentiële) zelf. Om te onderzoeken wat dat IETS is, gebruik ik een proefkonijn. En het enige proefkonijn dat ik altijd tot mijn beschikking heb, dat ben ik zelf.

Als ik dan naga wat mij drijft, dan zie ik dat ik gedreven word door wie ik ben, door dingen die bij mijn karakter passen, door mijn geweten, door mijn oorspronkelijke emoties, door mijn voorkeuren. Deze zaken zijn vrijwel onveranderlijk, en hoewel het één zich soms wat sterker manifesteert dan het ander, zijn het dingen die mijn hele leven bij mij blijven. Het is mijn eigenheid. Het is wat mij mij maakt en dat mij anders maakt dan anderen.

Daarnaast word ik voor een deel gedreven door mijn strategische keuzes. Ik anticipeer op dingen die gaan komen, en reageer op dingen die geweest zijn. Ik reageer op externe dingen. Ik probeer me te beschermen tegen de gevaren en bedreigingen die op me afkomen. En daarvoor gebruik ik de gereedschappen die mij ter beschikking staan. Mijn gedrag wordt dus voor een deel bepaald door mijn strategische keuzes. En die keuzes bestaan uit het determineren van hetgeen ik wel, of juist niet toesta.

Als ik bijvoorbeeld gedrag van een ander als bedreigend beschouw, dan zal ik dat niet willen toestaan, en dan gebruik ik bijvoorbeeld mijn verbale gereedschap om dat te bestrijden. Als ik word aangevallen (of denk te worden aangevallen) dan zal ik me proberen te verdedigen omdat ik die aanval (en de mogelijke gevolgen ervan) niet wil toestaan. Wanneer ik denk dat het mij helpt om een alliantie met een ander (of anderen) aan te gaan (als ik denk dat ik daarmee sterker sta) dan zal ik dat doen, of proberen te doen. Dan zal ik die ander dus accepteren omdat hij mijn positie versterkt.

Dit zijn allemaal strategische keuzes die mijn gedrag, mijn denkwijze (en mijn mate van angstbeheersing) in sterke mate kunnen beïnvloeden. Iedereen doet dit in een zekere mate (de één meer dan de ander) en bij de meeste mensen vormt dit gedrag (gedrag dat dus bestaat uit de verzameling van strategische keuzes uit zelfbehoud) een goed zichtbaar gedrag.

Ik wil die verzameling van strategische keuzes en het daaruit voortvloeiende gedrag graag eens het EGO noemen en het vanuit die invalshoek eens bekijken. In deze definitie is het ego dus het 'strategische zelf'. In tegenstelling tot het essentiële zelf.

En daar is helemaal niks mis mee. Het is een handig, en zelfs noodzakelijk gereedschap om te kunnen overleven. Maar net zoals als een hamer, of een boormachine, blijft het een gereedschap. En een gereedschap is weliswaar handig, maar zielloos. En dat is geen probleem.

Maar het wordt wel een probleem als ik ga denken dat ik mijn strategische zelf BEN. Als ik ga denken dat ik mijn verzameling keuzes BEN. Als ik ga denken dat ik mijn ego (in deze definitie) BEN. Mijn ego is dan dominant geworden.

In dat geval zal ik namelijk moeten denken dat mijn keuzes de enige juiste keuzes zijn en dat andere keuzes (gemaakt door anderen) een aanval zijn op mijn bestaan. Als ik denk dat ik mijn ego (mijn verzameling keuzes) BEN, dan BESTA ik (in mijn beleving) immers uit mijn keuzes. En wanneer ik zo’n keuze moet loslaten, dan verlies ik dus bestaansrecht. Toegeven dat mijn keuze minder goed is, betekent dat ik die keuze moet laten vallen, en dat ik daarmee een stuk van mezelf moet laten verdwijnen. Het ego ‘denkt’: “Ik ben mijn keuzes. Verdwijnen mijn keuzes, dan verdwijn ik.”

Mijn grootste angst wordt nu: ongelijk krijgen. Want ongelijk krijgen betekent nu: toe moeten geven dat de keuze van een ander beter is. En omdat ik denk te BESTAAN uit mijn keuzes, verlies ik dan dus bestaansrecht. Mijn angst voor ongelijk krijgen is daarmee dus doodsangst. Angst om te verdwijnen.

Om dat te voorkomen, moet ik me daarvoor dus behoeden. Ik moet me verdedigen tegen ongelijk krijgen. En verdedigen doe ik door mijn strategieën in te zetten. En mijn verzameling strategieën, is mijn ego. Door mijn behoefte mijn ego te beschermen, groeit mijn ego dus. Het wordt groter, en daarmee dominanter, en daarom zal ik me er nog meer mee identificeren. Ik zal het een nog grotere waarde geven, en omdat het daarmee (in mijn beleving) waardevoller wordt, zal ik het nog meer willen beschermen, en daarvoor nog meer strategieën ontwikkelen of versterken etc. En daarmee wordt mijn ego dus steeds dominanter.

Mijn ego is nu veranderd van een handig gereedschap in een dictator. Mijn ego is nu een dominant ego geworden. Mijn gedrag wordt nu gedicteerd door mijn ego. En alle andere ego’s zijn mijn vijand want alle andere ego’s bestaan uit andere keuzes, en die kan ik niet toestaan. Want als ik een andere keuze zal toestaan, moet ik mijn keuze opgeven, en dan verdwijnt er dus een stuk van mij (van wat ik denk te zijn). Dan ervaar ik dat als doodgaan van een stuk van mij.

Als ik me identificeer met mijn ego zal ik dus alleen een ander toestaan als dat mijn strategie versterkt. Als ik denk dat het aangaan van een alliantie met een ander, mijn positie versterkt. Dat kan alleen als de keuzes van die ander niet al te strijdig zijn met mijn keuzes, zodat ik die ander in een bepaalde mate kan accepteren. Ik kan dus alleen omgaan met mensen die vergelijkbare strategieën hebben. Dit is eigenlijk de definitie van politiek. Het is de reden waarom politici volledig egogedreven zijn, en het verklaart (omdat ego in deze definitie slechts een gereedschap zonder ziel of geweten is) waarom politiek altijd zielloos en gewetenloos is.

Net zoals mijn dominante ego andere keuzes niet kan toestaan, zullen andere dominante ego’s mijn keuzes niet kunnen toestaan. Over en weer zullen deze ego’s elkaar dus als bedreigend ervaren, en deze bedreiging zal aanleiding geven om het ego verder te versterken ter verdediging. Daarmee is het dus juist de ‘vijand’ die het ego (bestaande uit de strategieën) bestaansrecht geeft en voedt, en het daardoor laat groeien. Zonder bedreiging (zonder vijand), valt er voor het ego niets te verdedigen, en zal de macht ervan verdwijnen. Daarom zal een sterk egogedreven persoon ook nooit weglopen van een bedreigend ander ego (wat bij een bedreiging toch het meest logisch zou zijn), maar altijd in de aanval gaan of de aanval uitlokken en daarmee proberen het concurrerende ego te onderwerpen. Het dominante ego zal zijn gastheer/vrouw laten geloven dat iedereen gedreven wordt door een dominant ego (dus ook de mensen bij wie dat niet het geval is), en dat zal de aanval of de verdediging rechtvaardigen.

Het dominante ego zal dus grote waarde hechten aan het bestaan van een vijand, hoewel het ego ‘zegt’ dat het die vijand juist wil elimineren. Dat is tegenstrijdig (het kan niet samen bestaan) en daarom zal het ego altijd moeten liegen. Liegen is noodzakelijk voor het voortbestaan van het ego. Mensen die zich dominant laten leiden door het ego, liegen daarom voortdurend. Hoe dominanter het ego, hoe meer leugens noodzakelijk zijn. Kijk hierbij bijvoorbeeld naar politici, of machthebbers. Liegen is noodzakelijk voor hun voorbestaan omdat ze zeggen de vijand te willen elimineren, terwijl ze die vijand juist nodig hebben om te kunnen bestaan.

Waarheid is daarmee de echte vijand van het dominante ego. Het dominante ego zal er alles aan doen om waarheid buiten het bewustzijn van zijn gastheer/vrouw te houden. Zodra de gastheer namelijk ontdekt (bewust wordt) dat zijn dominante ego zich bedient van leugens (en hij dat ego dus niet meer gelooft), dan zal dat ego zijn macht verliezen. Het dominante ego zal zelfs zijn gastheer/vrouw proberen te laten geloven dat waarheid niet bestaat. Omdat bewustzijn alleen kan bestaan uit waarheid (aanname van onwaarheid is geloof, en is dus tegengesteld aan bewustzijn), zal de door het ego gedomineerde persoon ook altijd een laag bewustzijnsniveau hebben.

Toch is het dominante ego de grootste kenner van waarheid. Zodra een waardevolle waarheid wordt aangeboden zal dat ego dit onmiddellijk als waarheid herkennen. Het zal zijn gastheer/vrouw dan ook onmiddellijk opdragen om deze waarheid buiten de deur te houden of weg te gooien. Alles is dan toegestaan: aanvallen, liegen, manipuleren, zelfs het verbreken van een goede relatie of vriendschap. Zelfs (in het uiterste geval) het elimineren van de gastheer/vrouw zelf (dat is de reden waarom sterk egogedreven mensen – bijvoorbeeld artiesten, acteurs- relatief vaak tot zelfmoord gedreven worden).

Alles om die waarheid buiten de deur te houden. Iedereen die wel eens iets van waarheid heeft proberen aan te bieden aan een sterk egogedomineerde persoon, weet tot wat voor heftige reacties dit kan leiden als die waarheid niet in de strategie past van die persoon, en dus moet worden afgewezen. Zijn ego herkent onmiddellijk die waarheid als waarheid, en de gastheer mag dat absoluut niet weten, en die waarheid al helemaal niet omarmen.

Dit is ook de reden waarom machthebbers geen waarheid kunnen toestaan. Als ze dat wel zouden doen, verdwijnt hun macht. Ze zullen waarheden daarom altijd bestrijden.

Het ego dicteert weliswaar het gedrag van een persoon die dominant egogedreven is, maar het neemt nooit verantwoordelijkheid voor de gevolgen ervan. Als bijvoorbeeld dat gedrag leidt tot het verlies van een relatie, dan ligt het nooit aan de eigen strategische keuzes. Altijd aan de ander. Of aan de gastheer/vrouw zelf, en dat uit zich dan in schuldgevoel vanwege het onvoldoende opvolgen van de bevelen van het ego. Oftewel: het ego verwijt dan zijn gastheer/vrouw onvoldoende zelfdiscipline. Ook dit kan (in het uiterste geval) tot zo'n vewoest zelfbeeld leiden dat het dominante ego zijn gastheer/vrouw opoffert en tot zelfmoord dwingt.

Ook dit zie je terug bij machthebbers (top-ego’s). Ook zij zullen nooit verantwoordelijkheid nemen voor hun daden of woorden: “het ligt niet aan ons, maar aan de Afghanen/Irakezen/immigranten/eigen burgers etc.” of “het ligt niet aan ons maar aan het chemiebedrijf dat onze bevelen onvoldoende opvolgde” of “met de kennis van nu…..” etc. Als de gastheren/vrouwen van de machthebber (het volk) hem dwingen tot het nemen van verantwoordelijkheid (hevig protest bijvoorbeeld; bestormen van regeringsgebouwen) dan zal hij nog liever zijn gastheren/vrouwen opofferen dan die verantwoordelijkheid nemen. Hij zal geweld inzetten tegen zijn volk.
Terug naar het proefkonijn:

Ik ben nu zo geconcentreerd op mijn ego, (omdat ik denk dat ik het BEN en al mijn aandacht er dus op gericht is), dat ik aan mijn essentiële zelf geen aandacht meer kan besteden. Ik merk het niet meer op, en kan er daarom dus ook geen waardering voor hebben.

Omdat ik zo gewend ben om op deze manier naar mezelf te kijken, kijk ik ook zo naar anderen. Ik ga ervan uit dat ook alle anderen hun ego ZIJN. Ik kijk alleen nog naar hetgeen ik van anderen kan accepteren, of moet afwijzen. Ik kan geen aandacht meer besteden aan wat ik van anderen (net zoals van mijzelf) zou kunnen waarderen. Ik kan dus ook niet meer van anderen houden. Net zomin als van mijzelf.


Ik beschrijf hierboven natuurlijk een extreem geval van egodominantie, maar het geeft het mechanisme wel duidelijk weer. En het mechanisme is (denk ik – voor mijzelf in ieder geval wel) erg herkenbaar. Het geeft ook weer waarom en op welke manier mensen slachtoffer kunnen worden van hun ego. En waarom het dus belangrijk is om het mechanisme te herkennen. Simpelweg om te voorkomen er zelf slachtoffer van te worden (en daarmee natuurlijk ook de mensen in mijn omgeving die dan ook last zouden hebben van mijn egogedrag).

Een korte blik op de manier waarop mensen in deze tijd en in deze wereld met elkaar omgaan, laat zien in hoeverre die wereld momenteel gedomineerd wordt door dit egogedrag.

Ik noem de verzameling van strategische keuzes en het daaruit voortvloeiende gedrag dus EGO. In deze definitie is het ego dus het strategische zelf. In tegenstelling tot het essentiële zelf.

Ik zie het ego dus als een handig en noodzakelijk gereedschap. En zoals met elk gereedschap: je moet er wel zorgvuldig mee omgaan, anders gaat het je beschadigen.

Nogmaals, mijn definitie is niet bedoeld om andere definities van het begrip ego onderuit te halen of zo. Die andere definities zijn vaak zeer interessant en waardevol, maar daarover heb ik het nu even niet. Wat ik probeer te doen is te begrijpen waarin ego zich van ‘zelf’ onderscheidt. Een onderscheid dat blijkbaar ooit de behoefte heeft laten ontstaan om het te benoemen, en waardoor het woord EGO is ontstaan.